Het gebruik van fossiele brandstoffen, grootschalige houtkap en de veeteelt beïnvloeden steeds meer het klimaat en de temperatuur van de aarde.
Hierdoor komen onnatuurlijk grote hoeveelheden broeikasgassen in de atmosfeer, wat het broeikaseffect versterkt en de opwarming van de aarde versnelt.
Opwarming van de aarde
2011-2020 was het warmste decennium dat ooit is gemeten. In 2019 lag de gemiddelde temperatuur op aarde 1,1°C boven het niveau van voor het industriële tijdperk. Door toedoen van de mens stijgt de temperatuur op aarde nu gemiddeld 0,2°C per decennium.
Komt die temperatuur 2°C hoger uit dan in pre-industriële tijden, dan dreigen ernstige negatieve gevolgen voor natuur, volksgezondheid en welzijn. Ook de kans op catastrofale veranderingen in het milieu wereldwijd zal toenemen.
Daarom is de internationale gemeenschap het erover eens dat de opwarming van de aarde ruim onder de 2°C moet worden gehouden, en streeft ze naar maximaal 1,5°C.
Broeikasgassen
De grootste aanjager van klimaatverandering is het broeikaseffect. Sommige gassen in de atmosfeer werken zoals het glas van een broeikas: ze houden de warmte van de zon vast, die daardoor niet meer de ruimte in kan, en daardoor warmt de aarde op.
Veel van deze broeikasgassen komen in de natuur voor, maar door toedoen van de mens nemen de concentraties in de atmosfeer toe. Het gaat vooral om:
- koolstofdioxide (CO2)
- methaan
- distikstofoxide
- gefluoreerde gassen
De CO2 die vrijkomt bij menselijke bedrijvigheid, is de grootste factor. In 2020 was de concentratie in de atmosfeer al 48% hoger dan vóór het industriële tijdperk (voor 1750).
Bij menselijke activiteiten komen ook andere broeikasgassen vrij, in kleinere hoeveelheden. Methaan heeft een groter broeikaseffect dan CO2 maar het heeft ook een kortere atmosferische cyclus. Distikstofoxide heeft, net als CO2, een lange levensduur, en kan zich decennia en zelfs eeuwenlang opstapelen in de atmosfeer. Verontreinigende stoffen die geen broeikasgassen zijn, waaronder aerosolen zoals roet, hebben verschillende opwarmings- en koelingseffecten en worden ook in verband gebracht met andere kwesties zoals slechte luchtkwaliteit.
Natuurlijke oorzaken, zoals veranderingen in de zonnestraling of vulkanische activiteit, hebben van 1890 tot 2010 naar schatting maximaal 0,1°C bijgedragen aan de totale opwarming.
Oorzaken van de toename van de uitstoot
- Bij het verbranden van steenkool, olie en gas komen koolstofdioxide en distikstofoxide vrij.
- Houtkap (ontbossing) Bomen helpen bij het regelen van het klimaat door CO2 uit de atmosfeer te absorberen. Dus als bossen worden gekapt, gaat dat effect verloren en komt de koolstof in de bomen vrij in de atmosfeer, waardoor het broeikaseffect wordt versterkt.
- Steeds meer veeteelt Koeien en schapen produceren grote hoeveelheden methaan wanneer zij hun voedsel verteren.
- Meststoffen met stikstof dragen bij tot de uitstoot van distikstofoxide.
- Gefluoreerde broeikasgassen komen vrij uit apparatuur en producten waarin deze gassen worden gebruikt. Die uitstoot draagt sterk bij tot de opwarming, wel 23.000 keer meer dan CO2.
De klimaatverandering bestrijden
Elk uitgestoten ton CO2 draagt bij tot de opwarming van de aarde, maar elke uitstootvermindering kan die opwarming vertragen. Om de opwarming van de aarde volledig te stoppen, moet de netto-uitstoot van CO2 wereldwijd nul bereiken. Bovendien kan het terugdringen van de uitstoot van andere broeikasgassen, zoals methaan, de opwarming van de aarde ook sterk afremmen, met name op de korte termijn.
De gevolgen van de klimaatverandering zijn uiterst ernstig en hebben gevolgen voor veel aspecten van ons leven. Zowel de bestrijding van de klimaatverandering als de aanpassing aan de opwarming van de aarde zijn topprioriteiten voor de EU. We moeten nu actie ondernemen voor het klimaat. Lees hier wat de EU doet om de klimaatcrisis te bestrijden.